Dag 16, Zaterdag 25 April, Geritsel in de bosjes

26 april 2020 - Tasek Merimbun, Brunei

Vandaag staat Tasek Merimbun op het programma, een park 30 kilometer ten zuiden van Tutong. Van ouds her woont hier de Dusun stam. Dusun is afgeleid van het Maleise woord boomgaard. Waarschijnlijk omdat ze landbouwers zijn. Ik had de bordjes al eens gezien vorige week dus ik weet ongeveer hoe te rijden. De tank is bijna leeg dus nog even langs de pomp. ‘Where are you going today boss’? De twee pompbedienden herkennen me nog van de vorige keer toen ik naar Labi reed, waarschijnlijk omdat er tegenwoordig niet zoveel ‘putih orangs’ (blanke mensen) stoppen. ‘To Tasuk Merimbun, the heritage park’ antwoord ik, ze halen hun schouders op en schudden hun hoofd, weten misschien niet waar het ligt. Met de kaart in mijn hoofd weet ik ongeveer hoe te rijden. Ik neem het laatste stuk van de route die ik vorige week heb gereden om het Andulu Forest reserve heen maar in de omgekeerde richting. Op de terugweg neem ik dan de nieuwe weg naar Bandar, een klein stukje om maar ik heb de tijd. Het eerste stuk van de weg is niet al te best dus ik zal voorzichtig rijden. Ik sla van de snelweg af en zie meteen een bruin bordje met Tasek Merimbun, dat is mooi, daar moet ik naar toe. Had niet verwacht dat het aangegeven zou staan. Het park blijkt een van de 40 Asean Heritage parken te zijn, maar de enige in Brunei. In deze parken staat het behoud van biodiversiteit voorop. Ik verwacht er dus veel van. Met een gangetje van 50 km/h rijd ik weer over de hobbelige wegen, ik moet oppassen voor de gaten in de weg, maar omdat het rustig op de weg is gaat dat prima. Onderweg twijfel ik of ik nog goed rijd, geen huizen meer langs de weg en ook de elektriciteits-kabels zijn verdwenen, maar als ik even later weer het bruine bord zie weet ik dat ik goed ga. Ik ben weer alleen.

De vervallen brug naar eilandje Pulau Jelundong

Rond drie uur zie ik het meer liggen. Dit is het grootse natuurlijke meer van Brunei. Eromheen staan wat huisjes, een research centrum en ik herken de loopbrug naar het kleine eilandje Pulau Jelundang. Geen bewegwijzering naar de parkeerplaats dus parkeer de auto op een pleintje, de weg houd daar trouwens ook op, gaat niet verder. In de verte hoor ik de donder en de lucht betrekt, ik hoop dat ik het droog houdt. Op het meertje zie ik een bootje. Vader en zoon zijn aan het vissen. Ook aan de wal staan twee lui een hengeltje te werpen. Zou het dan gaan regenen? Ik heb ooit ergens gehoord dat vissen beter bijten als het regent maar weet niet of het waar is. Tot mijn teleurstelling is de loopbrug naar het eilandje verrot en kan ik niet op. Het hele park lijkt wel vervallen. Ik kijk op de plattegrond en besluit dan maar om het park te lopen. Anders dan de vissers zie ik niemand. Op internet lees ik later dat er ook maar 20 mensen wonen, de meesten zijn vertrokken naar de grote stad. Het pad langs het meer is ook niet wat het geweest is, de groene aanslag zit op de stenen en verschillende malen moet ik om een gevallen boom klimmen. Omdat ik weer diep in het binnenland zit hoor ik alleen de geluiden van de dieren uit het woud. Ik loop echter langs de waterkant en direct naast het pad begint het bos. Als ik aangevallen wordt door een wild dier kan ik geen kant op. In het water springen wil ik ook niet want er staan natuurlijk weer bordjes met ‘be aware, crocs’. Het water is hier overigens wel speciaal. Het is zogenaamd zwart water. Dat komt door de tannine van de bladeren die in het water vallen. Daardoor krijgt het water een aparte kleur. Doordat ik wat hoor ritselen in de struiken versnel ik mijn pas. Zal ik terugkeren, denk ik. Nee, niet in je comfort zone kruipen Freek, anders beleef je nooit wat. Snel overweeg ik mijn opties, krokodil dan snel het bos in, slang dan snel teruglopen naar die vissers, apen kan ik met een stok verjagen, wild zwijn in een boom klimmen en bellen. Ik kijk op mijn telefoon. Shit geen bereik. Dus die laatste optie wordt in de boom klimmen en wachten tot ze weggaan. Als ik verder loop kom ik bij een hutje met prachtig uitzicht over het meer. De lucht wordt donkerder en het gerommel heftiger. Ik besluit maar terug te lopen. In potentie een mooi park maar vervallen en geen onderhoud aan gedaan, jammer. Langs het pad staan zelfs de bordjes met de namen van de bomen. De vorige minister wilde het toerisme wel promoten en is daar mee begonnen maar door fraude is hij in de gevangenis beland. Op het moment dat ik terugkom voel ik de eerste spetters. De vissers op het meer zijn onder een luifel gaan staan, ik zie ze maar me kijken, ze brabbelen wat met elkaar en beginnen te lachen, zouden ze het over mij hebben? Ik schuil op een veranda, waarschijnlijk een oude verzamelplaats voor potentiele toeristen. Als de ergste regen en donder over is getrokken ren ik naar de auto. Jammer voor dit park, hier is wel wat van te maken. Maar toerisme is niet echt prioriteit voor de Sultan.

Donkere wolken boven het meer

De terugweg rijd ik over een nieuwere weg, een directe weg naar de hoofdstad. De infrastructuur voor toeristen ligt er dus al. In deze omgeving ook wat meer landbouw. Dat had ik nog niet gezien in Brunei. Het is leeg op de weg dus ik stop even voor een foto. Als ik de weg weer opdraai heb ik het gevoel dat er iets aan de hand is, maar ik weet niet direct wat. Na een paar honderd meter weet ik het. Ik rijd aan de verkeerde kant van de weg! Snel stuur ik naar links en kom weer op de juiste weghelft terecht. Rechts rijden zit in je bloed schijnbaar. Gelukkig geen tegenliggers. Bij een klein plaatsje Lamunin sla ik links af richting Tutong, rechtdoor is naar Bandar. Het is rond etenstijd en de mensen staan in de rij bij de Nasi kot om wat eten af te halen. Voor 1 dollar heb je vaak een goeie rijst maaltijd met vrij veel keus. Ik rijd langs de rivier Sangai Tutong als ik twee torens ontwaar. Ik stop langs de kant en zie dat het een dam is in de rivier om het water te reguleren. Dan is de dag alweer voorbij. Nog 5 dagen dan mag ik weer aan het werk.